Hoi Iedereen! Wel het is inmiddels alweer een week of zes sinds m'n laatste algemene e-mail -- tussen onze razendsnelle tour-van-Peru-in-drie-weken en het verblijf in de Ecuadoriaanse jungle (die niet bepaald bekend staat om z'n internet-verbindingen) bleef slechts weinig tijd over om te mailen, vandaar. Dus nog eerst maar even om het geheugen op te frissen, ten tijde van m'n laaste verhaaltje zaten we in Arequipa, op de zuidelijke vulkanische woestijnhoogvlakte van Peru, en stonden we op het punt af te dalen naar een van de diepste canyons ter wereld om Condors te gaan kijken. Wel ik kan u verzekeren, dat was absoluut geweldig!! De Colca Canyon is één van de laatste plekken op de wereld waar je nog Condors kunt zien, de grootste vliegende vogels ter wereld met een spanwijdte van vaak een metertje of vier. Best indrukwekkend als een stuk of zeventien van deze tamelijk grote beestjes op zo'n vijftien meter afstand over je hoofd heen scheren, wellicht speurend naar een bejaarde toerist of een afgedwaalde peuter als ontbijt. Als zo tussen acht en negen uur 's ochtends de opwaartste luchtstromen in de vallei een beetje op gang komen stijgen deze reusachtige roofvogels (of eigenlijk aaseters) op, en beginnen ze rond te cirkelen boven de flinke kudde camera's en verrekijkers met bijbehorende toeristen die op dit vroege tijdstip de rotspunt van 'Cruz del Condor' bevolken. Na een half uurtje besluiten ze meestal dat er niets eetbaars bijzit, en vertrekken ze naar betere oorden (soms vliegen ze zelfs tot aan de kust, een paar honderd kilometer verderop!). Na onze korte ontmoeting met de Condors zijn we afgedaald in de indrukwekkende 3 kilometer diepe Colca Canyon, in de brandende zon, om de volgende ochtend rond half vier in het donker weer omhoog te klimmen en de lokale bus terug naar Arequipa te pakken. Dit lichtelijk oncomfortabele voertuig stopt zo'n beetje om de drie meter voor passagiers/kippen/schapen/koeien/etc. en ik zat zo'n vijf uur ingeklemd tussen het raam en een oud vrouwtje in klederdracht met een half dorp op 'r rug. Na een uur of zeven kreeg onze bus ook nog moterpech midden in de woestijn, hoewel 'ie het -voornamelijk bergafwaarts en vaak zonder motor- uiteindelijk toch nog heeft weten te redden tot Arequipa, wonderlijk genoeg zonder iets te raken. Een interessante ervaring, maar geef mij toch liever de NS maar. Ons volgende reisdoel was Huaraz, een rustig stadje in het Noorden na Peru met een naam die je, afhankelijk van het gebruikte Quechua-dialect, kunt vertalen als 'Morgenster' of als 'broek'. Huraraz wordt omringd door de reusachtige besneeuwde bergtoppen van de Cordillera Blanca, de hoogste keten van Peru. Dit is tevens de thuisstreek van softijs met biersmaak, en van een vreemd soort zeemeeuw die zich thuisvoelt boven de 4000 m hoogte. Een tamelijk bizarre ervaring als je door de bergen zwoegt op meer dan 4 km hoogte, en opeens vrolijk een meeuw voorbij ziet vliegen. In deze prachtige omgeving hebben we enkele dagen rondgedwaald, tussen onwaarschijnlijk blauwe bergmeertjes, rotsige grasvlaktes en hier en daar een schaap (of een lama natuurlijk). Overigens is dit volgens mij niet de meest verstandige plek om een stad neer te planten, aangezien de meeste plaatsen in het gebied zo ongeveer eens in de 20-30 jaar worden weggevaagd door aardbevingen, lawines of -meestal- beiden. Maar het is er absoluut erg mooi, en we hebben zelfs nog een nacht doorgebracht in een tentje vlak onder een gletsjer. Dat was vooral erg koud. Onze laatste halte in Peru was Trujillo, een enigszins curieuze stad in de Westelijke kustwoestijn, waarvan de lokale economie voornamelijk lijkt te draaien om schoenen, kip en taxi's. Men maakt er echter ook geweldige fruitsalades, en dat alleen al is een goede reden om er een dag of twee door te brengen. De andere goede reden is het reusachtige complex Chan Chan, een meer dan duizend jaar oude stad van ruim achtentwintig vierkante kilometer, gebouwd door een Pre-inca-cultuur genaamd de Chimu. Helaas bestaat de stad tegenwoordig grotendeels uit vooral veel zeer interessante hoopjes zand, aangezien de gedroogde kleistenen waaruit de gebouwen waren opgetrokken niet bestand bleken tegen de tand des tijds en ook vooral niet tegen de zware El Niño regenbuien die het gebied de afgelopen decennia iedere paar jaar teisteren... De oversteek van Peru naar Ecuador (of andersom) is geen evaring die ik veel mensen zou aanbevelen, maar we hebben het gered en mijn eerste indruk van Ecuador was er een van bananen, heel veel bananen. Na een kort bezoek aan de hoofdstad Quito vertrokken we voor drie weken vrijwilligerswerk naar Tena, een jungleplaatsje in het bovenste deel van het Amazone-bassin. Hoewel aan regen geen gebrek is het toch niet echt regenwoud. Het ligt nog vrij hoog, dus het is er niet veel warmer dan een graad of twintig, en bovendien is het gebied redelijk gecultiveerd en zijn de meeste grote bomen gekapt. Er zijn helaas weinig beesten te zien (gelukkig ook niet veel muggen), al kregen we toch wel iedere avond een boomkikkerconcert. De jungle-lodge waar we verbleven was ook prachtig, vlakbij een kristalhelder riviertje omringd door reusachtige boomvarens. We hadden alleen de eerste twee weken geen electriciteit, dus ook geen licht, vanwege een probleem met de bedrading. Het vrijwilligerswerk hield voornamelijk in dat we moesten helpen op het lokale jungleschooltje. De school had welgeteld één klas, waarin alle niveaus door elkaar heen zaten. Sommige kinderen konden nog nauwelijks tellen, laat staan lezen of schrijven, en het was dus uitermate fascinerend om deze kleine apen te helpen met hun -veel te zware- rekenopdrachten. "Hoeveel is acht min vier?" - "Tien!" "Nee, geen tien. Acht MIN vier." - "Drie! Negen! Achtentwintig! Vierhonderd! ... Nul?" Erg vermoeiend af en toe, maar amusant was het meestal wel. Inmiddels zijn we alweer een week verder, en hebben we ook nog enkele dagen op een ander vrijwilligersproject gezeten - met beduidend meer beesten, maar daarover later meer. Morgen vertrekken we voor vijf dagen naar Cuyabena National Park, diep in de duistere wouden van het Amzonebassin, en met ongetwijfeld nog veel meer interessante beesten (al dan niet met hele grote tanden). Meer verhalen over Ecuador als we terugkeren uit het regenwoud (ALS we terugkeren uit het regewoud :). Tot die tijd, wederom... Groetjes! Levien