Goede Sjanen, Slechte Sjanen

Soms heb je van die weken... Ken je dat? Ben je net terug uit Anuradhapura, blijkt de volgende dag je camera kapot. Zoeken naar een reparatie-service die er een beetje betrouwbaar uitziet valt nog niet mee. De meeste bedrijven zijn hier gehuisvest in bouwsels waarbij vergeleken zelfs het Bètagebouw van de VU een mooi, schoon, en goed onderhouden onderkomen is. Maar goed, cameraservice gevonden -- dat zal wel een duur grapje worden. En helaas kan ik het niet betalen, want onderweg naar huis wordt in de overvolle bus m地 portemonnee gejat. Twee uur op het lokale politiebureau zitten ("Do you want to make a complaint?"). Als ze dan eindelijk doorhebben dat ik eenvoudigweg aangifte wil doen, krijg ik te horen dat de afdeling met de betreffende formulieren gesloten is. Kom overmorgen maar terug, dank u wel.

Van de hoofdinspecteur geld geleend voor de bus, die om een of andere reden niet verder reed dan Ja-Ela bus-stand. De tuk-tuk, een belachelijk uitziend soort driewieler-taxi (spreek uit als "toek-toek") was te duur, dus dat werd lopen. Drie kwartier later was ik thuis in Delatura, alwaar bleek dat een Gekko uitgebreid op m地 handzeep had zitten schijten. Vervolgens heb ik nog tot half twee 's nachts pogingen ondernomen om mijn creditcard en bankpas te laten blokkeren. Men bleek daar geen internationale telefoonlijn te hebben, want dat is duurder dan een normale lijn. Uiteindelijk heb ik midden in het moeras staan bellen met een geleende GSM, waarvan de accu bijna leeg was en de verbinding steeds wegviel. "Wat is uw Gironummer? Hallo? Hallo? Meneer? Bent u er nog? Hallo?"

De volgende avond bleek het EK-voetbal Nederland-Frankrijk nergens te ontvangen, zelfs niet in de bar van het Hilton (waar we de eerste wedstrijd hebben gevolgd). Da's misschien maar goed ook, want een biertje kost daar zo'n twaalf gulden. Uiteindelijk zijn we beland in de karaoke-bar, awaar een stel dronken Sjanen extreem valse versies van diverse Beatles-songs ten gehore gaven, zoals dat hoort in elke "goede" karaoke-bar. Hoe diep kun je zinken?...

De ochtend erna heb ik met een wazig hoofd nog maar weer eens twee uur op het politiebureau gezeten, met een agent die het verschil niet snapte tussen een bankpas en een creditcard, en ook niet in staat bleek de goede datum te vermelden op het aangifteformulier. En als passende afsluiting van deze geslaagde week zijn we op de valreep ook nog even ons huis uit gezet. Omdat twee van de andere studenten vroegen om de telefoonrekening. Die wilden ze graag zien omdat ze wisten dat ze drie tot vier keer teveel betaalden. Dit werd uiteraard stellig ontkend door onze "huisbaas", tevens geldwolf, Mr. Peramuna. Helaas was de man niet zo goed in argumenteren en sprak hij zichzelf constant tegen, waardoor een heftige woordwisseling ontstond en we uiteindelijk gevraagd werden binnen twee dagen te vertrekken.

Over de Peramuna痴 zijn overigens bladzijdes vol te schrijven. Dit oude katholieke echtpaar heeft een rijke zoon in New York, een dochter in Italië, en woont zelf in een groot wit huis, compleet met diverse veranda's, drie badkamers en een nep-waterval. Dat is voornamelijk voor de sier, want het meubulair in de huiskamer staat ingepakt in plastic, de wasmachine wordt nooit gebruikt en er is uiteraard geen warm water. Het huis lijkt van buiten gezien heel mooi, maar eenmaal binnen blijken opa & oma zich vooral op te houden in een aangetimmerd schuurtje achter het huis en een drietal stoffige donkere hokjes achter een gordijntje in de woonkamer...

Voor elk klein dingetje wordt geld gevraagd ("You have to pay! Money!"), bij voorkeur minstens drie keer de kostprijs. Hierbij wordt uiteraard altijd volgehouden dat alles *echt* zo duur is, en dat geld hen absoluut niet interesseert. Ook beklaagt opa zich regelmatig over het feit dat ze eigenlijk heel arm zijn. Dat is opmerkelijk, aangezien ze in een huis wonen van ruim 2 ton, en daarnaast nog diverse stukken land bezitten bij Ja-Ela en in het bergland bij Kandy. Ook een kwestie van enige irritatie was de kwaliteit en kwantiteit van het eten dat we soms kregen voorgeschoteld. Wat bijvoorbeeld te denken van een bordje met zes wortels, een paar half rauwe bonen en enkele blaadjes kool, aangevuld met wat stukken oud brood. Dit duidelijk met zorg bereidde schaaltje diende gedeeld te worden door vier hongerige studenten, na een lange en vermoeiende dag werken. En ondertussen zat opa achter het huis lekker een groot bord rice & curry te verorberen. Een ander culinair hoogtepunt waren de regelmatig terugkerende "stringhoppers" (een soort van mie-kluwen) met een miniscuul bakje chicken-curry zonder chicken. Ja, zowel kosten als moeite werden gespaard om het ons daar goed naar de zin te maken.

Zoals je zult begrijpen vonden we het geen ramp om deze vriendelijke mensen te verlaten. Ons verblijf bij opa & oma vormde zelfs de inspiratie tot diverse liederen, zoals de populaire hardcore-rap-hit "I lost my money in Delatura", ook wel bekend onder de titel "I gave my money to Peramuna". Lyrics verkrijgbaar op aanvraag.

Met wat hulp van Ranaweera, de chef-kok en restaurant-manager van The Marsh Visitor Centre, hadden we al binnen een halve dag een nieuw huis en tevens een goede lunch. Onze bliksemverhuizing verliep zo snel dat opa pas na twee minuten doorhad wat er aan de hand was. Met z'n hangende onderlip en flap-oren stond 'ie enigszins verbaasd te kijken hoe de laatste tassen in hoog tempo in de IRMP-jeep verdwenen. Daar ging z地 extra inkomen, toch maandelijks zo地 paar honderd gulden. Jammer...

Ons nieuwe gezin is een hele verbetering. Een jong Boeddhistisch stel met twee kleine kinderen. Ze spreken allemaal vrij goed Engels, zelfs het twee-jarige meisje Anushi ("Have you seen Dada?"). Onze verblijf verkeert alleen nog in een nog niet geheel afgebouwde staat. Zo hebben we een zwaar tekort aan stopcontacten, en tevens geen kasten of klamboes. We worden dus regelmatig uitgebreid begraasd door bendes ongeorganiseerde muggen. Ook een badkamerdeur ontbreekt en de WC spoelt niet meer goed door. We moeten dus douchen in de volle wind, kakken achter een gordijntje en als je doortrekt dan komen de drollen net zo hard weer terug. En opnieuw doortrekken kan pas na een minuutje of dertig, als de stortbak weer eens gevuld is. Maar daarentegen hebben we nu wel een (soort van) wasmachine, en af en toe zelfs (even) warm water!

Het huis is goed verstopt langs een obscuur zijpaadje van de drukke Negombo Road, de noordelijke invalsweg van Colombo. Alle stukken van deze route lijken op elkaar, dus als je niet precies weet waar je bent en waar je moet zijn, dan ben je al snel in de spreekwoordelijke aap gelogeerd. Zoals zich uiteraard laat raden wist ik de eerste keer niet meer precies waar ik moest zijn, met als gevolg dat de daaropvolgende zoektocht naar het goede paadje zo地 anderhalf uur in beslag nam. En langer dan vijf minuten lopen met rugtas is in dit klimaat geen pretje, dat kan ik je verzekeren. Dan is "zwaar bezweet" een understatement. Het valt trouwens ook niet mee om buschaffeurs te overtuigen dat ze moeten stoppen binnen twee kilometer van je huis. Om een of andere reden vinden ze meestal dat ze beter weten waar je moet zijn dan jezelf. Als je zegt dat ze moeten stoppen omdat je eruit wilt, dan knikken ze en rijden ze rustig nog een kilometertje door. Met uiteraard als gevolg dat je na een kwartier terug lopen weer in vloeibare toestand des huizes arriveert...

Gelukkig is het vanaf Seeduwa, onze nieuwe woonplaats, makkelijker om een bus richting Colombo te pakken. Je hoeft niet eerst drie kilometer met een of andere Sjaan mee te liften (waar 'ie in de meeste gevallen uiteraard ook weer geld voor vraagt -- je bent immers rijke Westerling). We waren dus nog geen drie kwartier binnengevallen in ons nieuwe thuis, of we gingen alweer naar de grote stad om de voetbalwedstrijd Nederland - Joegoslavië te zien. Die begon hier pas om tien uur 's avonds, maar het is anderhalf uur reizen naar Colombo en we moesten ook nog een kamer zien te regelen bij de YMCA. Deze christelijke organisatie voor jonge menschen is gehuisvest in een oud koloniaal gebouw, dat ruikt alsof het voor het laatst is schoongemaakt bij de bouw, in achttienzoveel. De bedden zijn typisch Sjaans: Als je er op slaat dan hoor je ofwel "bonk", ofwel "krak", en als je pech hebt dan komen verschillende soorten insecten kijken wat je uitvoert met hun woonplaats. Om het feest compleet te maken staat het gebouw ook nog eens midden in de zwaar gebarricadeerde "High-Risk Zone", naast de Central Bank die in 1996 is opbeblazen door de Tamil Tijgers (ongeveer tachtig doden, meer dan duizend gewonden). Kortom, niet de meest optimale verblijfplaats, maar *wel* een van de meer betaalbare.

De voetbalwedstrijd keken we met een groep Nederlanders in The Cricket Club, een Australisch sportcafé waar de drank nog enigszins binnen het beoogde budget valt. We werden bijgestaan door Pradeep, een Nederlands sprekende Sjaan die we ooit hebben ontmoet in het nabijgelegen winkelcentrum. Hij zag er zeer apart uit met z地 Oranje-petje en -sjaal. "Hoep Hoelland!" En zelfs ikzelf, als niet-bijzonder-voetballiefhebber, kan zeggen dat het een hele aardige wedstrijd was. En na afloop hebben we nog enige tijd zitten praten met een Engels-sprekende half-Franse, half-Duitse Zwitser uit Australië...

De volgend morgen uiteraard weer vroeg op kantoor. Kantoren zijn altijd grappig om te zien in landen als dit. Bij gebrek aan geld en betrouwbare stroomvoorziening zul je niet snel een computer aantreffen. Alles gebeurt nog ongeveer zoals dat tot een jaartje of twintig geleden ook nog in Nederlandse kantoren ging: Rijen tafels met schrijvende dames erachter, grote stapels papier, stoffige archiefkasten en af en toe ergens een typemachine. Dat is ook het algemene beeld in het kantoor van de Central Environmental Authority (CEA) in Colombo, waar ik regelmatig werk. En ook bij de meeste andere overheidsinstellingen. Zoals the Department of Immigration, alwaar ik in totaal een uurtje of zeven heb door mogen brengen, in verband met de aanvraag van een Residence Visa. Dat gaat ongeveer als volgt:

Je gaat naar het kantoor van the Department of Immigration. Na een stuk of vijf verwijzingen naar diverse balies en kantoortjes krijg je uiteindelijk van iemand een aanvraagformulier. Dit vul je in. Vervolgens ga je naar je werkgever, de CEA, en vraag je om een referentiebrief. Deze wordt na enkele dagen gemaakt en met een kopie van je paspoort en aanvraagformulier en een aanvraag voor een tweede referentie naar the Ministry of Forestry and Environment gestuurd. Die maakt een tweede referentiebrief in het Singalees, welke uiteraard ondertekend moet worden door de Minister. Twee weken later stuurt het Ministerie de originele brieven naar the Department of Immigration, en een kopie naar de CEA. Je gaat weer naar de Immigration Office met je aanvraagformulier en kopietjes van je referentiebrieven. Hier worden al je papieren uitgebreid gelezen en eventueel gestempeld door achtereenvolgens medewerkers van Balie 2 en Balie 3, the Assistant Controller, the Deputy Controller, diverse Office-Helpers en een stuk of vier dames achter tafels in the Central Office. Er worden diverse archiefmappen tevoorschijn getrokken. Je wordt gevraagd op de gang te gaan zitten, tussen een stuk of twintig andere wachtenden. Intussen zie je jouw jouw stapeltje papieren langzaam verhuizen van tafel naar tafel en van kamer naar kamer. Na meer dan twee uur wachten wordt je wederom bij de Deputy Controller geroepen, die je weet te melden dat de formulieren niet in orde zijn. De originele referentiebrieven van het Ministerie blijken nooit ontvangen. Je moet dus terug naar het CEA-kantoor, aan de andere kant van de stad. Daar kunnen ze slechts zeggen dat the Ministry heeft gemeld dat de brieven toch echt verstuurd zijn, naar de Department Controller. Inmiddels is het te laat om terug te gaan naar de Immigration Office. De volgende dag dus maar weer naar Colombo, om te melden dat de brieven er toch echt horen te zijn. Na een stuk of wat verwijzingen kom je uiteindelijk terecht bij de Head Clerk, die de dag ervoor vrij had en dus geen idee heeft wat er aan de hand is. Hij weet wel te vertellen dat brieven van het Ministerie af en toe wat later binnenkomen, "vanwege de bureaucratie". Uiteraard. Hij keurt dus maar de kopieën goed, zet een stuk of wat krabbels en even later begint je stapeltje papieren weer aan een lange reis over vele tafels. Bijna drie uur later is de hele boel eindelijk verwerkt, en wordt je gevraagd om contant vijftienduizend Rupees te betalen bij Balie 1. Daar was ik gelukkig op voorbereid, dus na een korte zoektocht naar de goede balie (er staan natuurlijk geen nummers bij) overhandig ik de bekende bruine envelop (want grote geldbedragen zitten altijd in een bruine envelop). Het geld wordt drie keer geteld, en voor een afschrift moet je uiteraard naar Balie 2. Goed, met een voldaan gevoel, wetend dat je geld gebruikt gaat worden om weer een stuk of wat meer of minder onschuldige Tamils af te slachten, of die fijne roadblocks en checkpoints te betalen, ga je met het afschrift terug naar de Central Office. Hier wordt je voor de verandering gevraagd om nog maar eens anderhalf uur te wachten, zodat ze een stempel in je paspoort kunnen zetten, en een handtekening en nummertje erbij. Daar zal ongetwijfeld wel weer een man of zes aan te pas komen. En dan sta je aan het eind van dit alles nog enigszins verbaasd te kijken, als je na die anderhalf uur zonder *extra* wachten zomaar ineens je paspoort krijgt, mét visum! Welkom in Sri Lanka...

Overigens is het niet helemaal waar dat overheidsgebouwen geheel verstoken zijn van computers. De CEA heeft wel degelijk ergens een computer-afdeling. En ook op het IRMP-hoofdkantoor, in hetzelfde gebouw, beschikt men over niet minder dan vier computers. Hierop ben ik de afgelopen paar weken bezig geweest met het samenstellen van een CEA/IRMP-website. Dat klinkt geavanceerd, maar het werk bestaat tot nu toe voornamelijk uit het verbeteren van taalfouten in compleet nietszeggende artikelen van CEA-afdelingshoofden en PR-medewerkers. En een website is allemaal leuk en wel, maar de afgelopen maand heeft IRMP niet eens haar e-mail kunnen lezen. Vanwege diverse obscure installatieproblemen met de modem. Om dit op te lossen stuurde de internet-provider na veel gezeur uiteindelijk een of andere gladde jongen, compleet met vetkuif, geel overhemd en een interessant uitziend boek over de "Information Superhighway". Allemaal leuk en wel, maar de kwaliteit van telefoon- en netwerklijnen is hier op z'n zachts gezegd niet al te best. Daardoor heeft de "Information Superhighway" in Sri Lanka meer weg van een hobbelig zandpaadje, met diepe gapende gaten en grote modderige plassen, waar je met een tuk-tuk op een of andere manier doorheen moet zien te baggeren...

Gelukkig heb ik nog meer dingen te doen dan het verwijderen van taalfouten uit webpagina's. We werken momenteel aan twee brochures, een korte videofilm en een foto-archief. En daarnaast heb ik een project-proposal geschreven voor "Data Collection on Solid Waste Management in the Ja-Ela Area". Vanaf begin juli besteed ik dus drie maanden lang een deel van m'n tijd aan het verzamelen van gegevens over afval en dergelijke zooi. Dat doe ik samen met Nalaka, een Project Assistant die altijd lacht. Dat wordt dus nog lachen. Zeker ook met m地 twee begeleiders. Zo heb je Hans, een over-enthousiaste ouwe avonturier, compleet met blauw petje en witte snor. En Henk, een wazige Groningse mangrove-expert van achtentwintig jaren jong, die nog vreemder wordt als 'ie dronken is. En dat was 'ie zeker, tijdens de meeste wedstrijden van het EK-voetbal. Zo ook tijdens de laatste, de u vast wel bekende teleurstellende halve finale. Henk, aan het eind, in Zuid-Gronings accent: "Tja, da's jammer." En natuurlijk Pradeep: "Goddverdoemme...".

LvZ