Tales from the Shanes

Vijf maanden stage op een eilandje ter grootte van de Benelux, iets ten zuidoosten van India. Biogazet redactielid en vierdejaars student Milieuwetenschappen Levien van Zon bericht over zijn vreemde ervaringen in het zonnige Sri Lanka.

De eerste keer vliegen, altijd leuk. Vanuit het raampje lijkt het eiland platter en een stuk minder groen dan verwacht. Hier, in de dichtbevolkte kuststrook rond Colombo, is de door ijzer roodgekleurde bodem bezaaid met hutjes, huizen, palmen, en héél veel mensjes. Met zo'n 19 miljoen inwoners is Sri Lanka dan ook een van de dichtstbevolkte landen van Azië. En dat brengt, zoals we zullen zien, de nodige problemen met zich mee. Op het vliegveld stonden overal mannetjes met grote machinegeweren. Een stukje verderop waren diverse legereenheden aan het marcheren tussen de bommenwerpers en helikopters. Ik pakte m'n dubieus gekleurde koffer van de transportband. Net op tijd, zo bleek, want krap twintig seconden later viel de stroom uit. Dat is hier standaard-procedure als de vraag te groter wordt dan het aanbod: Men gooit gewoon de hoofdschakelaar om, en een heel district zit fijn een half uurtje zonder electriciteit. Ik werd opgehaald door mijn begeleider ter plekke, ene Henk Renken, die werkt voor het Arnhemse bedrijf Arcadis Euroconsult. Onze chauffeur, een grappig mannetje genaamd Dias, loodste ons veilig door de Aziatische verkeerschaos naar Ja-Ela. Dit plaatsje herbergt het bezoekerscentrum van de Muthurajawela Marsh, en is mijn thuisbasis voor de komende maanden.

De Muthurajawela Marsh strekt zich zo'n twintig kilometer ten noorden van Colombo uit. Samen met de bovenliggende Negombo Lagoon vormt het een ecosysteem met een grote natuurwaarde en een nog veel grotere economische waarde. Dit laatste heeft vooral te maken met de visserij. Het gebied ondervindt echter zware druk van de omliggende, dichtbevolkte buitenwijken van Colombo, en van overbevissing. Om wetlands als dit te behouden is de Central Environmental Authority van Sri Lanka in 1991 het Wetland Conservation Project gestart, mede-gefinancierd door de Nederlandse Overheid. Dit project werd in 1998 opgevolgd door het zogenaamde Integrated Resources Management Programme in Wetlands (IRMP). IRMP is een behoorlijk veelomvattend programma dat duurzaam beheer en gebruik van deze en andere wetland-gebieden moet gaan bevorderen. Mijn rol in dit geheel heeft vooral te maken met Public Awareness, ofwel het voorlichten van de lokale bevolking over verstandig gebruik van hun leefgebied. Dat valt nog niet mee, want de mensen zijn hier over het algemeen tamelijk arm. En als bovendien je huis twee keer per jaar onder water staat, dan denk je niet in de eerste plaats aan dingen als natuurbehoud of afvalscheiding. Vandaar ook dat het halve land bezaaid ligt met plastic zakjes en andere troep. Een vervelend gevolg van de "overgangsmaatschappij" in veel derdewereldlanden: Men neemt delen van de westerse leefstijl over, maar behoudt hiernaast veel van de oude systemen en gewoonten, wat veelal niet goed samengaat. Dit leidt tot situaties als een consumptiemaatschappij zonder afvalverwerking. Of gebruik van computers onder veel te warme en vochtige omstandigheden, en zonder betrouwbare stroomvoorziening. En veel huizen hebben hier wel TV, maar bijvoorbeeld geen warm water. Maar het plastic, waar je bij elke aankoop flink wat van meekrijgt in de vorm van verpakkingen en zakjes, vormt toch wel het grootste probleem. De traditionele verwerkingsmethode van "gooi maar ergens neer, dan verdwijnt het wel", werkt hierbij namelijk niet zo goed. Vandaar dus het belang van Public Awareness.

Natuurlijk heb ik de start van mijn stage nét middenin de regentijd gepland. Dat is in Sri Lanka gelukkig minder erg dan in veel andere tropische landen. Maar desondanks is het aan te raden om snel dekking te zoeken bij de eerste tekenen van regen. Want als het hier regent, dan regent het ook goed! Het is alsof iemand in tien seconden een badkuip over je leeggooit. Je wordt dus, op z'n zachtst gezegd, nat.

Ik ben overigens niet de enige student die hier stage loopt. Ik woon momenteel in een boarding house, bij een oud echtpaar en hun kleinzoon, samen met een Brabander, een Limburgse en een Egyptische Nederlandse uit Oosterbeek, die allen studeren aan de Nationale Hogeschool voor Tourisme en Verkeer in Breda. Onze heer des huizes, Mr. Peramuna, is een soort van kleine goblin die met hangende onderlip en zonder boventanden het huis rond loopt te kwijlen, met ontbloot bovenlijf (cup C), en met soms Scooby-Doo-achtige geluiden brabbelend in wat ik vermoed een of andere variant op Engels te zijn. Dat went wel, schijnt. Naast opa en oma kruipt hier nog veel meer rond, vooral 's nachts. Grote rode duizendpoten onder het bed, gifkikkers en reusachtige kakkerlakken in de badkamer, een flinke leguaan op zolder en natuurlijk heel veel mieren. Elk kruimeltje dat je hier laat vallen wandelt binnen de kortste keren richting een of ander spleetje in de muur. Bij eetbare objecten van groter formaat vormt zich al snel een soort van twee- of meerbaans snelweg van kleine rode kriebelbeestjes. En dat zijn alleen de beesten bínnenshuis. Daarbuiten vind je ook nog krokodillen, cobra's, wurgslangen, bloedzuigers, malariamuggen, belachelijk grote wespen en ander gespuis. Ja, Sjanië heeft het allemaal... Nu, deze laatste term behoeft misschien wat uitleg. Het benoemen van de lokale bewoners is namelijk geen makkelijke taak. Zijn het nu Srilankanen, Srilankezen, Srilankiërs, Srilanken of Srilankeziërs? Om van het gezeik af te zijn hebben we besloten om ze maar gewoon "Sjanen" te noemen. En daarmee heet dit land dus Sjanië.

Sjanië is niet echt berekend op lange Nederlanders. De bedden zijn kort, de deurposten laag, en de bussen zijn voor iemand van 1.95 m helemáál een bizarre ervaring. De meeste bussen zijn een soort rijdende sardienenblikjes waar je niet rechtop in kunt staan, met een binnentemperatuur die kan oplopen tot zo'n 40 ºC, een flinke bundel mensen hangend aan de linker-buitenkant en de eeuwige luide luidspreker vlak naast je hoofd. Deze produceert ofwel de lokale jengelmuziek, of van die ellendige al dan niet Hollandse ex-Top-40-troep als de Vengaboys en 2-Unlimited. Een uitzondering zijn de privé-Intercity-bussen. Deze zijn meestal voorzien van airconditioning (een soort instant-verkoudheid) en mogen slechts zoveel passagiers vervoeren als dat ze stoelen hebben. Met als gevolg dat het ding compleet is volgebouwd met allerlei mogelijke vormen van stoel. Deze krappe configuratie vereist een tamelijk geavanceerde vorm van menselijke origami om eenvoudigweg te gaan zitten. Daarnaast huren de privémaatschappijen vaak professionele wegpiraten, dus is het altijd afwachten wat voor psychopathische maniak je dít keer weer achter het stuur zult krijgen... Gelukkig zijn de kosten van bus en trein in Sri Lanka niet hoog. De afstand Colombo - Galle, zo'n 120 km, kost je 60 Rupees. Dat is ongeveer twee gulden, ofwel anderhalve cent per kilometer. Daar kunnen NS en GVB nog een puntje aan zuigen... Helaas was er geen bus meer terug vanuit Galle, dus moesten we liften. Drie uur met acht personen en vier tassen in de cabine van een vrachtwagen. Gezellig.

Het openbaar vervoer is waarschijnlijk gevaarlijker dan de burgeroorlog in het Noorden, maar toch blijft het oppassen. Zeker sinds de Tamil-Tijgers het aantal aanslagen en liquidaties de laatste paar maanden weer flink hebben opgevoerd. Vorige week hebben ze in Colombo de minister van Industriële Ontwikkeling opgeblazen, samen met zo'n 20 anderen. En vanochtend was er een deels mislukte aanslag (3 doden) op een bus vol militairen, een kilometer of vijf hiervandaan. Het hele land is bezaaid met checkpoints van de militaire politie, vooral in Colombo en aan de oostkust. Vorig weekend waren we - als enige vier toeristen - in de noordoostelijke kustplaats Trincomalee. Noordelijker dan dat kun je als toerist niet echt komen. Werkelijk prachtige stranden, maar overal waar je keek zag je wel gewapende militairen. Rond de stad zijn veel huizen afgebrand of hebben kogelgaten in de muren. En aan de stadsrand bevindt zich een groot vluchtelingenkamp van de UNHCR, voor Tamils uit het oorlogsgebied. In de stad zelf bestaat de bevolking uit ongeveer gelijke aantallen Tamils, Singalezen en Moslims. Hier was het erg rustig, al waren opvallend veel mensen aan de drank. Onder meer in ons "hotel", wat overigens al enkele decennia niet meer schoongemaakt leek, en waar we eerst een half uur beesten moesten verdelgen alvorens te kunnen gaan slapen. Hier lagen een flink aantal vage figuren in een donker hoekje bij de bar, met een fles Arrack in de hand. En op het strand liet een eveneens beschonken Tamil (in een eng blauw zwembroekje) ons vol trots zijn pistool zien. Het bijbehorende commentaar kon ik, waarschijnlijk gelukkig, niet verstaan... Nieuws uit het Noorden is nogal dun gezaaid. Van het staatsstation Radio Sri Lanka hoeven we in ieder geval weinig te verwachten. Deze zender wisselt jaren '50-hits, Country & Western, Sjaanse hoofdpijnherrie en derderangs supermarktmelodieën af met de soms enigszins propagandistische en meestal weinig zeggende nieuwsbullentins van de overheid. En voor de rest van de media geldt sinds twee maanden een censuur op oorlogsnieuws. Alleen officiële persberichten van het ministerie van Defensie zijn toegestaan. Dit om te voorkomen dat er onrusten uitbreken elders in het land. Want als dat gebeurt, dan wordt dit een hele korte stage...

Ik ga er voorlopig maar even vanuit dat alles hier rustig blijft, en moet eerst maar eens verzinnen hoe ik de komende tijd te werk zal gaan. Gelukkig werk ik samen met twee Srilankaanse projectassistenten, want niet alle lokale inboorlingen spreken Engels. De afgelopen twee weken heb ik enigszins moeten wennen aan de cultuur en eigenaardigheden van dit land. Ik heb ook kennisgemaakt met het IRMP-project, haar vele deelprojecten, en mijn collega's. Nu wordt het tijd om écht aan het werk te gaan. Op zich geen probleem, ware het niet voor het feit dat de Sjanen een schier ontelbare hoeveelheid feestdagen hebben. Zo is elke volle maan (Poya) een nationale feestdag. De komende twee dagen, volle maan en een of ander Boeddhistisch feest, zijn dan ook vrije dagen. Dan is het IRMP-kantoor dicht, en zit ik hier dus een beetje uit m'n neus te vreten. Ach ja, het leven is hard...

LvZ